Eén ding staat vast -ook bij scheidingen- ontkomen we niet aan de grote invloed van wij als ouders. Want zelfs al zijn kinderen allang uit huis en eigen wegen ingeslagen, ze houden toch rekening met de belangen en verwachtingen van jullie (ouders).
Dat alles heeft te maken met een van de belangrijkste drijfveren in menselijke relaties: loyaliteit.
In het volwassen leven kan die loyaliteit alsnog gaan wringen, omdat je je door bepaalde ervaringen, nooit volledig vrij hebt kunnen ontwikkelen. Dat wordt ook wel parentificatie genoemd..
4 soorten parentificatie
1. De zorgzamen
Zorgzame kinderen voorzien in de behoefte aan zorg van hun ouders. Ze redderen, steunen en bemoedigen, zijn meegaand en braaf. Ze krijgen geen kans om hun eigen behoeften te leren kennen, laat staan die te bespreken.
Over zichzelf praten geeft hun het gevoel lastig of egoïstisch te zijn. Het tragische is bovendien dat ze meestal met al hun zorg en loyaliteit hun ouders niet gelukkig kunnen maken, wat depressies en gevoelens van incompetentie tot gevolg kan hebben.
2. De eeuwige kind-kinderen
De tegenpool van de zorgzame is het kind dat kind moet blijven; dat voorziet in de behoefte van de ouder om te zorgen. Dit zijn vaak jongste kinderen, nakomertjes of gehandicapte kinderen, die klein en afhankelijk gehouden worden omdat de ouders zich vastklampen aan hun belangrijke zorgrol.
Kamphuis noemt het passieve parentificatie en volgens sommige psychologen is dit de ergste vorm. Want als je geen autonomie mag ontwikkelen van je ouders, leer je niet om zelf verantwoordelijkheid of initiatief te nemen, je kunt niet met teleurstellingen omgaan. Daarvan heb je de rest van je leven zelf het meeste last.
3. De perfecte kinderen
De derde groep die
psycholoog Kamphuis beschrijft, is die van het perfecte kind. Het heeft veel weg van het ‘narcistisch bezette’ kind waarover de Zwitserse psychiater Alice Miller schreef in haar beroemde boek Het drama van het begaafde kind: het probeert de verwachtingen en dromen van de ouder waar te maken. Zo’n kind doet het doorgaans heel goed en krijgt ook veel lof van de ouders.
Dit patroon ontstaat al op heel jonge leeftijd, schrijft Kamphuis, en daardoor zijn deze kinderen zich vaak niet bewust van hun eigen verlangens. Ze denken dat ze zelf gekozen hebben, terwijl in werkelijkheid de wensen van de ouders grote invloed hadden.
Een ander probleem is dat minder perfecte eigenschappen niet gewenst zijn en dat leidt vaak tot faalangst: ‘Als ze me echt zouden kennen, zouden ze niet van me houden.’
In extreme gevallen geeft het problemen met intimiteit, want ze durven zich niet kwetsbaar op te stellen. Ze zien zichzelf voortdurend door de ogen van een ander en veroordelen zichzelf streng. Stress en psychosomatische klachten liggen op de loer.
4. De zwarte schapen
Verrassend genoeg noemt Kamphuis ook de tegenhanger van het perfecte kind – het zwarte schaap – geparentificeerd. Zwarte schapen en zondebokken leiden namelijk de spanningen binnen een gezin af naar zichzelf.
‘Uit angst dat een van zijn ouders het gezin zal verlaten, “kiest” het geparentificeerde kind ervoor om zich de schuld te laten toeschuiven. Dat ‘kiezen’ is uiteraard geen bewust proces. Het offer van het kind wordt slechts zelden herkend, integendeel: vaak worden de relatieproblemen tussen de ouders toegeschreven aan het probleemgedrag van het kind.
Zondebokken nemen ogenschijnlijk afstand van hun ouders door precies het tegenovergestelde te doen als wat er van hen verwacht wordt. Noch zwarte schapen, noch zondebokken hebben zich losgemaakt van de verlangens van hun ouders. Vaak blijven ze zich als volwassene een buitenstaander voelen, wantrouwig en angstig voor afwijzing.
Er is natuurlijk overlap tussen de groepen; je kunt zorgzaam en perfect tegelijk zijn. En je kunt ook van de ene rol in de andere vallen: van ‘perfect kind’ eerst ‘zondebok’ worden, voordat je jezelf wordt.
Belangrijk om hier bewust van te zijn en wellicht iets mee te doen m.b.v. een kundig begeleider.